top of page

Klein geluk, Amsterdam

Geschreven door Bert Kamp

Verliefd worden op een vrouw kende ik, maar ik werd half jaren tachtig verliefd op de stad Amsterdam. Wat mij bij vrouwen niet is gelukt, dit was levenslang. Door de stad dwalende, kende heg noch steg. S ’avonds tegen schemering stapte ik de Zeedijk op. Vies, junkies, dealers, veel angst. Niet zeiken Bert, doorlopen, grote jongen worden. Bij thuiskomst goed gevoel, dit is het leven. Al snel de stad beter leren kennen, lopend, fietsend, alleen, met vrienden, vriendinnen of met moeder. Al snel wist ik hoe de stad werkte. Uitstappen bij Centraal, sfeer ruikende, draaiorgels en direct door naar het oudste café, Karspershoek op de Martelaarsgracht. Houten vloer met zand, obers nog in kostuums, eerst een cappuccino, daarna twee vaasjes bier. Linksaf richting Papeneiland op de Prinsengracht, biertje en eitje pellen. De Jordaan met vele boetiekjes, mooie panden en kroegen, zoals de Blaffende Vis en de Rooie Nelis. Mijn nek brekende bij het zien van Katja Schuurman, kwijlen bij het zien van de laarzen van Jeroen Pauw, blouses kopen op de Singel bij hoedenmaker Co. Hoving, die als fulltime gay wel erg veel interesse in mij had. Broodje eten bij café de Prins met uitzicht op de Westertoren. Soms wat musea bezoeken, toch wat kennis opdoen. Mooie en diverse mensen ontmoet. Levenskunstenaars, alcoholisten, stoere meiden, beetje discussiëren over politiek, sport, de wereld en mooie reisverhalen. Met broer Jan, je eigen erg ongemakkelijk voelen in een schaakcafé met Russische grootmeesters, waarom? Omdat wij eigenlijk niet kunnen schaken. Denkende aan vriend Anton, die krakersrellen bewust heeft meegemaakt, geen woning, geen kroning. Dezelfde Anton die al dertig jaar vanuit Brabant naar zijn tandarts in Amsterdam gaat. Rokjesdag meepakken van Martin Bril bij het blauwe theehuis in het Vondelpark. De kerstbomen zien optuigen bij café Heuvel, met als slogan: als ik toch sneuvel dan bij Heuvel. Met Hans de Heineken ontvoeringstour meegemaakt vanaf plaats delict tot en met de hallen in het westelijk havengebied. Met Luci de eerste zonnestralen meegepakt op t’ IJ. Hapje eten bij Moeders Pot in de Jordaan, norse Jordanees, cynische humor, top vent. Voor tien gulden een dagmenu met radio 10 op de achtergrond. S ’avonds een stukje Zeedijk en wallen, soms nog een uitzending meepakken van de Wereld Draait Door, Pauw of Sonja in de Rode Hoed. 

 

Langs de grachten dwalende en dromen van een ander leven, mijmeren om hier te wonen. Altijd een afzakkertje nemen bij Karpershoek, met als afscheidswoord van de barman: tot de volgende keer Brabo. Laatste trein nemende, je zou toch eens wat missen. Later geleerd: je mist meer dan je meemaakt en dat is helemaal niet erg. Voor mij was de kunst om zo veel mogelijk mee te maken. Zulke dagen kon ik weer een tijdje op teren. Klein geluk was voor mij het echte leven. In mijn blessuretijd nog vaak geweest met vrienden die mij door de stad duwden. Wat voelde ik mezelf klein, maar oh zo blij met mijn vrienden. Nog iets verkeerds over deze stad? Jazeker, ze hebben de verkeerde burgermeester en wat heb ik een antipathie gehad van die voetbalclub, maar ja het blijft maar mijn mening, en dat is nooit de waarheid.

 

Dag stoere stad, dag lieve mensen.

 

Groet, Bert.

bottom of page